Differentiatiestage Hematologie

1. Kennis over de (patho)fysiologie van hemostase en bijbehorende ziektebeelden;
2. Kennis over de (niet-)medicamenteuze therapie bij diverse ziektebeelden;
3. Kennis over de farmacologie van geneesmiddelen die worden toegepast bij bovengenoemde ziektebeelden;
4. Kennis en vaardigheden aangaande het geven van adviezen bij therapieaanpassingen;
5. Kennis over en deelname aan de organisatie van de zorg rond stollingsstoornissen;
6. Kennis over en deelname aan de organisatie van de zorg rond de perioperatieve setting;
7. Kennis over en deelname aan de organisatie van de transmurale zorg rond stollingsstoornissen;
8. Kennis en vaardigheden aangaande de identificatie van hoog-risicopatiënten;
9. Kennis en vaardigheden aangaande de protocollering van de zorg rond stollingsstoornissen;
10. Ervaring opdoen als consulent bij de gecompliceerde stollingspatiënt.

Zie ook de bijlage voor de beschrijving van de instellingsdifferentiatie.