Programma
Het programma wordt in samenspraak tussen de stagesupervisor, de chef de policlinique en de roosteraars gemaakt. Gestreefd wordt naar 2 dagdelen chirurgie per week. Daarnaast participeren in laryngologische spreekuren, bijeenkomsten zoals het Amsterdam-trachea-team (ATT) en de werkgroep bovenste luchtwegobstructie (inclusief voorbereiding). De overige dagdelen worden met algemene KNO-heelkunde gevuld.
Doelstellingen
Het beheersen van de poliklinische- en chirurgische basiszorg betreffende laryngologische problematiek, herkennen van ongewone larynxafwijkingen, herkennen van en omgaan met acute en chronische luchtwegproblemen bij kind en volwassene, zelfvertrouwen hebben bij intubaties.
Competenties
De differentiant
- heeft kennis van laryngologische anatomie en fysiologie van kinderen en volwassen;
- heeft kennis van de symptomatologie; gerelateerd aan de leeftijd van de patiënt en de risicofactoren hiervoor;
- is op de hoogte van de mogelijkheden van aanvullende diagnostiek en kan deze beoordelen (CT, MRI, peak flow en longfunctieonderzoek, fonetogram);
- heeft kennis van de mogelijke chirurgische behandelingen binnen de laryngologie (koud/ shaver/ laser) en de indicatiestelling hiervoor;
- heeft kennis van verschillende opties voor het beveiligen van een moeilijke luchtweg (wakkere fiberoptische intubatie, fiberoptische intubatie via een larynxmasker, zekeren van de luchtweg middels starre laryngotracheoscopie, tracheotomie bij de wakkere patiënt met lokale verdoving, coniotomie) en de indicatiestelling hiervoor;
- heeft kennis van uitvoeren van het laryngoscopische deel van HFJV en de indicatiestelling hiervoor;
- heeft kennis van verschillende opties voor het beademen van een patiënt (conventionele orotracheale intubatie, nasopharyngeale beademing, HFJV, nasotracheale intubatie, gebruik lasertube);
- heeft kennis van indicaties en beperkingen van medicamenteuze behandelingen binnen de laryngologie (MMC/ cidofovir/ Gardasil/ corticosteroïden/ bleomycine);
- herkent vaatpatronen zoals waargenomen tijdens het gebruik van NBI-apparatuur;
- kan veilig intuberen;
- kan ouders instrueren voor kinderen met een tracheotomie;
- heeft kennis van canulezorg en is in staat canules te wisselen.
Toetsing
Toetsing zal plaatsvinden op de volgende wijze:
- OSATS betreffende een aantal van de bovengenoemde verrichtingen;
- verscheidene KPB’s over patiëntencasus;
- evaluatiegesprek met de aangewezen supervisor.